
De cijfers uit Heeze-Leende, Cranendonck en Valkenswaard ogen op het eerste gezicht rooskleurig. Waar landelijk 28% van de jongvolwassenen moeite heeft met rondkomen, is dat in Heeze-Leende slechts 13%. Ook mentaal doen de Brabantse jongeren het beter: 65% in Cranendonck ervaart een goede mentale gezondheid, tegenover 51% landelijk. En stress? Komt in Cranendonck bij een derde voor, landelijk bij 43%.
Maar bij nadere beschouwing roept dit beeld vragen op. Want ook in deze 'succesvolle' gemeenten voelt bijna de helft van de jongvolwassenen zich eenzaam : 47% in Valkenswaard, 48% in Heeze-Leende. In dorpen met bloeiende voetbalclubs en verenigingsleven is dat opvallend hoog. En in Cranendonck drinkt ruim 30% van de jongeren zwaar, tegen 21% landelijk.
Stellen we onze normen te laag als we tevreden zijn met 'beter dan gemiddeld'? Als bijna de helft van onze dorpsjongeren eenzaam is, kunnen we dan spreken van succes? Of wijzen deze cijfers erop dat traditionele gemeenschapsstructuren niet meer voldoende aansluiten bij een generatie die opgroeit in een digitale wereld? Of misschien zorgt juist de sociale controle in kleine gemeenschappen ervoor dat jongeren die niet in het gangbare patroon passen, zich geïsoleerd voelen.
Het Nederlandse gemiddelde als graadmeter hanteren kan misleidend zijn. Dat we het 'minder slecht' doen, betekent nog niet dat we het 'goed' doen. De uitdaging voor lokale beleidsmakers is misschien niet om trots te zijn op betere cijfers, maar om te vragen waarom in hechte dorpsgemeenschappen nog altijd zoveel jongeren worstelen met eenzaamheid en waarom alcohol zo'n prominente rol speelt.
De cijfers vertellen verhalen, maar de werkelijke vraag is: ambiëren we genoeg voor onze jongeren?